Reflexintegratie

Binnen mijn praktijk werk ik met de MNRI-methode voor reflexintegratie. Om een beetje idee te krijgen hoe reflex integratie werkt, kun je hieronder verder lezen…

Werkwijze: hoe worden reflexen geïntegreerd?

Elk reflex heeft een eigen patroon van bewegen.  Het stimuleren én integreren van reflexpatronen stimuleert het zelfregulerend vermogen van het lichaam om een volgende stap in de ontwikkeling te zetten. De behandeling vindt deels plaats op een behandeltafel, waarbij nog actieve reflexen door middel van motorische bewegingen worden geïntegreerd. Er komen nieuwe neurologische verbindingen tot stand. Om het brein in staat te stellen deze nieuwe verbindingen te gaan gebruiken, moeten de bewegingen herhaald worden. Dit kan op een passieve manier, maar ook op een actieve manier, door bijvoorbeeld het gebruik van balletjes, stokken of een parcours waardoor gekropen, gehinkeld of gesprongen wordt.

Hieronder een instructiefilmpje wat enigszins beeld geeft hoe wordt gewerkt met de MNRI-methode.

https://www.youtube.com/watch?v=b8UHATuy5IA

<iframe width="650px" height="450px" src="https://www.youtube.com/embed/b8UHATuy5IA?rel=0" frameborder="0" allow="autoplay; encrypted-media" allowfullscreen></iframe>

Alle informatie over Masgutova Neurosensomotorische Reflex IntegratieSM (MNRI®), staat gepubliceerd op de officiële engelstalige website van het Svetlana Masgutova Educational Institute®: http://masgutovamethod.com

Wat is een reflex?

Reflexen zijn bedoeld om te overleven als soort en de eerste aanzet tot bewegen en verdere ontwikkeling. Dit zijn onbewuste handelingen die ontstaan in de groei van een foetus tot baby. Er ontstaat een soort kettingreactie aan zich ontwikkelende primaire reflexen; 21 in totaal. Primaire reflexen zijn bewegingen die vanuit de hersenstam automatisch volgen op een prikkel van buitenaf. Bij een ongeboren kind ontwikkelen zich al vroeg in de zwangerschap een aantal primaire reflexen (bijvoorbeeld de slikreflex) en na de geboorte komen daar onder invloed van de zwaartekracht nog een aantal bij. Dit zijn reflexen die over het algemeen niet worden getest of benoemd binnen de neurologie, maar wel degelijk aanwezig zijn in ons lichaam.

Deze primaire reflexen helpen een baby te overleven in de fase dat hij zich nog niet bewust is van zichzelf en zijn omgeving en worden aangestuurd vanuit het autonome zenuwstelsel.

Ze hebben een functie in de groei van het zenuwstelsel. Ze geven informatie in de vorm van zintuigelijke prikkeloverdracht via het zenuwstelsel aan de spieren in het lichaam. De spieren zijn dan in staat om lichaamsdelen te laten bewegen. Hoe vaker het kind deze beweging maakt, hoe beteren efficiënter en ook sneller de prikkel wordt overgebracht. Hierdoor krijgt het kind uiteindelijk steeds meer controle over bewegingen, balanceren, spanning en ontspanning van de spieren/lichaam. Gedurende de eerste 6 tot 12 maanden leert een baby de primaire reflexen te beheersen en de bewegingen gecontroleerd uit te voeren. De reflexen zijn dus nodig om tot bewegen te komen en raken door oefening geïntegreerd. De manier waarop de reflexen overgaan in een aansturing door een hoger gelegen hersengebied (neocortex) is concreet te merken doordat een baby gaat rollen, gaat tijgeren, proeft, gaat zitten, zich wil optrekken.

Het fundament voor succesvol functioneren en leren, is een goed ontwikkeld Centraal Zenuwstelsel. Vanuit het CZ wordt ons lichaam via miljoenen zenuwcellen aangestuurd om de verschillende bewegingen te maken en te reageren op onze omgeving en op gebeurtenissen. Deze zenuwcellen vormen zenuwbanen; de zogenaamde bedrading van ons lichaam. Deze neurologische verbindingen verandert in de loop van ons leven, vooral in periodes van snelle groei en ontwikkeling.

Gevolgen van ‘nog actieve’ reflexen

Als primaire reflexen nog actief zijn (of opnieuw actief zijn geworden) wordt de hersenstam geactiveerd en schiet het lichaam in de ‘vecht-vlucht-freeze’ stand, we reageren dan vanuit stress en overleving. Bij goed geïntegreerde reflexen geef je een reactie vanuit je prefrontale cortex waar je de informatie verwerkt en analyseert alvorens een reactie te geven. 
Wanneer er problemen zijn tijdens de zwangerschap, geboorte en/of na de geboorte of er is emotionele stress bij moeder tijdens de zwangerschap kunnen reflexen niet goed in het lichaam integreren en blijven daardoor actief. Zelfs ziekte, trauma en chronische stress op latere leeftijd kunnen ervoor zorgen dat primaire reflexen weer geactiveerd worden.
Hierdoor kan een kind enorm uit balans raken. De niet-geïntegreerde reflexen zullen zich altijd opdringen en verstoren zo het normale functioneren. Een kind gaat hierdoor compenseren wat enorm veel energie kost. Een kind kan dan enorm sterk reageren op prikkels of juist helemaal niet reageren. Het kan zich verder uiten in leerproblemen, concentratieproblemen, sociaal-emotionele problemen en het kan invloed hebben op de motorische ontwikkeling.

Voorbeelden van reflexen

Een aantal voorbeelden van reflexen en hun functie zijn hieronder beschreven. Dit is een greep uit een aantal reflexen om een beeld te geven van welke klachten kunnen voortkomen uit niet-geïntegreerde of nog actieve reflexen.

Vaak hangt het hebben van actieve reflexen af van meerdere factoren in de ontwikkeling en omgeving van een kind/volwassene en wordt het integreren van reflexen gedaan in combinatie met andere methoden die bij Bries worden gebruikt. De kenmerken zijn een greep uit gedragingen die kunnen voorkomen. Wanneer wordt gesproken over een ‘niet geïntegreerd reflex’ gaat het om een reflex wat nog (deels) actief is.

Moro reflex:

Functie: Dit reflex zorgt voor een reactie op zintuigelijke prikkels. Als eerste treedt een soort verstarring op, waarbij de persoon verlamd kan zijn van angst. Vervolgens komt adrenaline vrij waardoor actie mogelijk wordt. Een baby zal zijn spieren in zijn nek, armen en benen aanspannen waardoor zijn ledematen uitslaan en hij zal gaan huilen. De Mororeflex wordt ook wel de vlucht- vechtreflex genoemd. Bij gevaar zal vluchten of vechten de reactie zijn. Dat kan zich ook uiten in huilen of een uitbarsting van woede. Dit reflex zie je als je een baby in eerste weken na de geboorte op zijn rug legt in bijvoorbeeld de wieg. Het kan zijn dat je op een gegeven moment de armbewegingen niet meer ziet, omdat er meer spiercontrole is ontstaan, maar dat de overige kenmerken wel aanwezig blijven.

Bij een groter kind of een volwassene is de uiterlijke reactie op zintuigelijke prikkels soms niet zichtbaar, maar van binnen gebeurt van alles. Er komt een stoot van de stresshormonen, adrenaline en cortisol vrij. De bloedvoorziening naar de lange spieren in armen en benen krijgt voorrang, wat ten koste gaat van onder meer de bloedvoorziening voor spijsvertering, het afvoeren van afvalproducten uit spieren en cellen en de cognitieve werking van het brein.

Niet geïntegreerd: Wanneer de Moro reflex ongeremd aanwezig is of onvoldoende ontwikkeld is, zijn een of meerdere zintuigen vaak erg gevoelig, waardoor iemand te sterk op bepaalde prikkels zal reageren. Plotseling geluid, licht, een plotselinge beweging, een verandering van houding, pijn, plotselinge aanraking, geur of bepaalde smaken kunnen de Moro reflex op onverwachte momenten opwekken. Het kind is voortdurend alert en staat voortdurend op ‘scherp’. Hij bevindt zich voortdurend op randje van vluchten of vechten en dat houdt zichzelf in stand: door de reflex wordt de productie van stresshormonen adrenaline en cortisol gestimuleerd, maar door deze hormonen neemt ook de gevoeligheid van de zintuigen toe, waardoor hij extra veel zal waarnemen. Dat leidt voortdurend af, zodat dit deze kinderen en volwassenen moeite hebben met leren, concentreren en

Kenmerken
Een of meerdere zintuigen die erg gevoelig zijn en zeer goed kunnen waarnemen

  • Lichtgevoeligheid
  • Overgevoeligheid voor geluiden (ook: moeite hebben met zich af te sluiten voor achtergrondgeluiden zoals een tikkende klok, druppelende kraan, brommen van elektrische apparaten)
  • Zeer goed kunnen ruiken
  • Gevoelig zijn voor aanraking. Een hekel hebben aan (onverwachte) aanraking
  • Allergieën (bijv. astma, eczeem, veelvuldige KNO-problemen)
  • Snel afgeleid zijn
  • Snel schrikken
  • Stemmingswisselingen
  • Moeite met evenwicht bewaren
  • Moeite hebben met verandering of verrassing. Slecht kunnen aanpassen (autisme gerelateerde stoornissen zoals PDD NOS of Asperger)
  • Angsten die schijnbaar geen verband houden met de werkelijkheid

BONDING REFLEX

Functie: Het Bonding Reflex is een reflex dat ons in staat stelt om contact te zoeken met onszelf en ons lichaam en te communiceren met onszelf en met anderen. Bonding heeft te maken met binding en hechting te voelen en tot stand te brengen.  

Deze integratie geeft het gevoel verzorgd en beschermd te worden en vandaar uit is ook te begrijpen dat primaire behoeften als eten, drinken, liefde, warmte, cognitieve uitdaging, en vrijheid, ons een gevoel van voldoening bezorgen. Verbinding met jezelf, je ouders/verzorgers, familie, mensen in je omgeving en groepen stelt je in staat om je lichaam en zijn bewegingen en je gedachten en emoties te coördineren.

Activering van de reflex vindt plaats wanneer het kind aangeraakt wordt door de moeder of vader na de geboorte. Deze aanraking is het verbindende element tussen de druk in de warme baarmoeder en nieuwe “koude” luchtdruk. Daarna is de visuele activering van belang: het oogcontact tussen moeder en kind. Deze ervaringen leggen de basis voor het vermogen oogcontact te maken en om te kunnen communiceren.  De reflex is van essentieel belang voor het verkrijgen van zelfvertrouwen en vertrouwen, voor lichamelijke en geestelijke veiligheid en voor het vormen van vertrouwen hebben in de wereld.

Goede binding met jezelf en je omgeving kan pas goed tot stand komen als je controle hebt over je lichaam.

Kenmerken van een nog actief Bonding Reflex:

  • Afhankelijk van anderen in relaties (zowel in kinder- als in de volwasen leeftijd).
  • Eenzaamheid/lijden als men alleen is (zelfs voor korte tijd).
  • Erg verlegen, traag aanpassen in nieuwe situaties, moeite met vreemde (niet bekende) mensen                 –
  • Verlegen in sociale relaties, bang zijn om alleen gelaten te worden/met onbekende mensen in eenruimte te zijn.
  • Emotioneel instabiel, snel huilen.
  • Grillig in gedrag/ afhankelijke gedragingen (op volwassen leeftijd tegenover mensen, dieren, ideeën)
  • Afwijzen van de wereld en/of afwijzen van jezelf (uit zich in agressie, vijandigheid, beledigend gedrag,jezelf en/of anderen niet kunnen vergeven).
  • Afhankelijke stijl van cognitief leren (hierdoor ontwikkelt zich een functioneren op overlevingsniveau).
  • Enorme gevoeligheid voor wat anderen denken en zeggen.
  • Moeite met autoriteit.
  • Zintuigelijke overgevoeligheid (hoogsensitief).
  • Weinig (zelf)vertrouwen, maar ook te snel vertrouwen (afhankelijkopstellen).
  • Terugtrekkend/ isolerend gedrag.
  • Depressie/gedeprimeerdheid
  • Als kind te veel verantwoordelijkheid op je nemen (een bepaalde rol vervullen).

Babkin reflex

Functie van het babkin reflex: Het babkin reflex stelt een baby onder andere in staat om te zuigen, in samenwerking met het zuigreflex. Wanneer de handen licht worden aangeraakt in de handpalm, openen de handen, gaat de mond open en kan het kind gaan ‘zuigen’. Dit is één van de belangrijkste functies van het babkin reflex.

Nog actief babkin reflex: Wanneer de Babkin- reflex ongeremd aanwezig is gebleven is er stress op de mondspieren, kaakspieren, spieren in de keel, het spijsverteringskanaal en de handspieren bij een inspanning. Spreken wordt bemoeilijkt doordat de tong eigenlijk op ‘zuigstand’ in de mond wil zijn. Om die beweging te onderdrukken gaan kinderen soms hard praten, met een geknepen stem, overmatig articuleren of binnensmonds praten. Soms hangt hun mond steeds open of hebben ze moeite met kauwen en slikken. Wanneer een kind met zijn handen bezig is, doet de tong mee: het puntje piept steeds naar buiten of duwt steeds in de wang.

Het werken met de handen is vaak stressvol, omdat het doseren van kracht in de handen is lastig is. Er wordt te veel kracht gezet.

Doordat de mond zo actief is, wordt het spijsverteringsstelsel aangezet zonder dat er voedsel is. De maag produceert steeds maagzuur, maar reageert soms niet meer adequaat wanneer er echt voedsel komt. De kaken kunnen ook ’s nachts gespannen blijven, wat kan leiden tot tandenknarsen.

Kenmerken van een nog actief babkin reflex:

  • Fijne handmotoriek is gebrekkig. Kracht in de handen moeilijk kunnen doseren.
  • Pincetgreep is lastig (witte knokkels bij schrijven, stevig vasthouden van schrijfgerei)
  • Slechte spierbeheersing voor in de mond, daardoor spraakstoornissen, slechte mondmotoriek, slechte articulatie. Te hard praten, overmatig articuleren, openhangende mond, geknepen stem, moeite met slikken en/of kauwen.
  • Gevoelige handpalmen
  • Verstoring in spijsvertering
  • Gespannen kaken of kaakspieren
  • Bij schrijven of tekenen trekt de mond, piept de tong uit de mondhoek of doet mee in de wang. Ook veelvuldig kwijlen kan duiden op de aanwezigheid van een ongeremde Palmreflex
  • Tandenknarsen

ATNR  (assymetrische tonische nekreflex)

Bij deze reflex worden de arm, de hand en het been gestrekt aan de kan waar het hoofd naartoe wordt gedraaid. De arm en het been aan de kant van het achterhoofd ontspannen tot in (lichte) buigstand. Wanneer deze reflex ongeremd aanwezig blijft, dan zal het kind in veel van zijn bewegingen gestoord worden doordat zijn evenwicht en zijn links-rechtscoördinatie verstoord zijn. Kruipen is lastig, bij lopen zal het zijn evenwicht gemakkelijk verliezen en ook schrijven, lezen en spellen is moeilijk. De kant waar het hoofd naartoe draait, of zelfs de richting waar de ogen naar kijken, wil zich immers strekken en de andere kant wil ontspannen.

Ter illustratie een voorbeeld van een nog actief ATNR reflex: wanneer je fiets, en  wil afslaan en over je schouder kijkt of er verkeer aankomt,  zullen de armen ook meedraaien en stuur je in een bocht, omdat de armen zich strekken.  

Kenmerken van een nog (deels) actief reflex:

  • Moeite met lezen, schrijven, spellen of rekenen
  • Uit evenwicht raken of duizelig worden bij het draaien van het hoofd (bijv. houterig, onevenwichtig lopen, moeite met (bal-)sporten, veelvuldig stoten of vallen, erg vermoeid raken tijdens autorijden)
  • Arm en been aan één zijde gelijktijdig willen bewegen (bijv. moeilijk kunnen huppelen, been om stoelpoot geslagen bij schrijven, moeite met zwemmen, als baby niet hebben gekropen)
  • Verkrampte spieren en/of pijn in nek, rug, armen en benen
  • Geen voorkeurszijde hebben (bijv. schrijft links, maar voetbalt rechts, of wisselt telkens)
  • Slordig, hoekig handschrift (ook: potloodpunten breken steeds af, pen te hard op papier, witte knokkels door te strak vasthouden van pen)
  • Weinig ruimtelijk inzicht hebben
  • Zwart-wit denken; sterk vanuit ratio of vanuit emotie of snelle wisseling daartussen

Pin It on Pinterest